• par·keer·je·ton
enkelvoud meervoud
naamwoord parkeerjeton parkeerjetons
verkleinwoord

de parkeerjetonm

  1. parkeermunt
    • ,,Twee keer per week moeten we het pretpark afsluiten, zegt Verkammen. ,,Dan moeten we verloren voorwerpen verzamelen, parkeerjetons uitdelen, de muziekinstallaties uitschakelen en de bezoekers het park uitloodsen. Voor rolstoelgebruikers kunnen de draaideuren wel eens gevaarlijk zijn. [1] 
    • De penningmeester van een nabijgelegen kerkfabriek bouwde vorig jaar grote verwachtingen op een stuk van 50.000 Turkse lira dat hij in de schaal aangetroffen had. Wilde dromen van een nieuwe torenhaan moesten opgeborgen worden toen na enig speuren bleek dat een ticket voor het openbaar vervoer in Turkije minstens 900.000 lira kostte. Het muntstuk was uiteindelijk minder waard dan de parkeerjeton uit Heist-op-den-Berg die bij dezelfde omhaling gecollecteerd werd. [2] 


  1. De Standaard 05 JULI 2006 OM 00:00 UUR | (vgd) WIE WERKT ER. De controleurs aan de ingang van Bobbejaanland
  2. De Standaard 19/03/2005 om 00:00 door Peter Cuypers DE PIJN VAN HET MAGAZIJN. Een gevoel van oplichting