• par·don·ne·ren
  • uit het Frans

pardonneren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pardonneren
pardonneerde
gepardonneerd
zwak -d volledig
  1. mensen een ontheffing aanbieden voor een geldende verplichting; iets oogluikend toestaan
    • Inmiddels kunnen geen aanvragen voor het pardon meer worden gedaan. De bewindsman verwacht nog wel enige verblijfsvergunningen te zullen geven omdat er nog zo'n 1300 bezwaren tegen afwijzingen lopen. Teeven hoopt volgend jaar april klaar te zijn. Hij rekent er niet erg op dat er dan nog gauw weer een dergelijke regeling komt: 'Anders blijven we aan het pardonneren'. [2] 
  2. iemand ontslaan uit rechtsvervolging
    • 'Het is tijd dat de Verenigde Staten Snowden pardonneren of een deal met hem sluiten die hem in staat stelt om naar huis terug te keren. Als iemand laat zien dat overheidsambtenaren stelselmatig en doelbewust de wet overtreden, mag die persoon niet in gevangenschap van diezelfde overheid leven', aldus The New York Times. [3] 
    • Phelps zwemt in Mesa de 100 meter vlinder, 100 rug, 100 en 400 vrij en de 200 wissel. Op alle nummers is Ryan Lochte zijn tegenstander. Phelps maakt geen deel uit van de Amerikaanse selectie voor de WK in Kazan (Rusland), maar er gaan geruchten dat de zwembond overweegt hem te pardonneren in de aanloop naar Rio 2016. [4] 
79 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]