pan-Amerikaans
- pan-Ame·ri·kaans
- afgeleid van Amerikaans met het voorvoegsel pan-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pan-Amerikaans | pan-Amerikaanser | pan-Amerikaanst |
verbogen | pan-Amerikaanse | pan-Amerikaansere | pan-Amerikaanste |
partitief | pan-Amerikaans | pan-Amerikaansers | - |
pan-Amerikaans
- betrekking hebbend op heel Amerika (zowel Noord-Amerika als Zuid-Amerika)
- Torrence veroverde met de Verenigde Staten zilver op de wereldkampioenschappen estafette in 2014. Op de 5000 meter pakte hij een jaar later hetzelfde eremetaal bij de Pan-Amerikaanse Spelen. [1]
- De bus reed in een ravijn vlak bij de stad Antón, langs de Pan-Amerikaanse snelweg, ongeveer 150 kilometer ten zuidwesten van de hoofdstad Panama-Stad. In de bus zaten arbeiders. [2]
- Het woord pan-Amerikaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.