• pan-Ame·ri·kaans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pan-Amerikaans pan-Amerikaanser pan-Amerikaanst
verbogen pan-Amerikaanse pan-Amerikaansere pan-Amerikaanste
partitief pan-Amerikaans pan-Amerikaansers -

pan-Amerikaans

  1. betrekking hebbend op heel Amerika (zowel Noord-Amerika als Zuid-Amerika)
    • Torrence veroverde met de Verenigde Staten zilver op de wereldkampioenschappen estafette in 2014. Op de 5000 meter pakte hij een jaar later hetzelfde eremetaal bij de Pan-Amerikaanse Spelen. [1] 
    • De bus reed in een ravijn vlak bij de stad Antón, langs de Pan-Amerikaanse snelweg, ongeveer 150 kilometer ten zuidwesten van de hoofdstad Panama-Stad. In de bus zaten arbeiders. [2] 


  1. Tubantia Bert van der Linden 29-08-2017
  2. NRC Menno Sedee 6 maart 2017