palperen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pal·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de hand bekloppen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1]
- afgeleid van het Franse palper (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
palperen |
palpeerde |
gepalpeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
palperen
- overgankelijk met de handen betasten en bekloppen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord palperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "palperen" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "palperen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ palperen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be