paarrijden

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  paarrijden    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• paar·rij·den

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  paar zn  en  rijden zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	paarrijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het paarrijden o

1. (sport) het als paar rijden van twee personen tijdens een kunstschaatswedstrijd

   ▸ Kunstschaatsers Aliona Savchenko en Robin Szolkowy zijn voor de vijfde keer wereldkampioen geworden bij het paarrijden. Op 'De Notenkraker' van Tsjaikovski won het Duitse koppel in Tokio na de korte kür ook de vrije kür.

   ▸ Ksenia Stolbova en Fedor Klimov veroveren bij de WK kunstrijden 2014 de zilveren medaille bij het paarrijden.

Gangbaarheid

• Het woord paarrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.