overman
- over·man
- samenstelling van over en man zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overman | overlieden overlui overmannen |
verkleinwoord | - | - |
de overman m
- (beroep) leider (van een gilde)
vervoeging van |
---|
overmannen |
overman
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overmannen
- Ik overman.
- gebiedende wijs van overmannen
- Overman!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overmannen
- Overman je?
- Het woord overman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overman" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be