• over·heids·zorg
enkelvoud meervoud
naamwoord overheidszorg overheidszorgen
verkleinwoord

de overheidszorgv / m [1]

  1. waar de overheid zich over moet ontfermen; waar de overheid zich mee moet bemoeien
     Daarmee gaf de gemeentelijke overheid aan dat het intellectuele peil van de bevolking ook buiten de scholen een zaak was van overheidszorg en overheidsbemoeienis.[2]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504