overheidsbegroting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·heids·be·gro·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overheidsbegroting overheidsbegrotingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overheidsbegrotingv

  1. (financieel) raming van de hoeveelheid geld die een overheid de komende tijd kan uitgeven
     Uiteraard hoeft het Verenigd Koninkrijk straks geen contributie meer te betalen aan de EU. Maar daar staat tegenover dat er ook geen Europese subsidies meer komen. Dat levert een voordeel op van zo’n 8 miljard pond per jaar (op een overheidsbegroting van 760 miljard), heeft de BBC uitgerekend.[1]
     De overheidsbegroting is gekoppeld aan die inflatie en groeit daardoor nauwelijks. De stijgende salarissen vormen zo een groter deel van de begroting dan verwacht en leiden tot de flinke tegenvaller.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wat kost een brexit? (Of levert die juist wat op?)” (Dinsdag 21 juni 2016, 08:23), NOS
  2.   Weblink bron “Forse tegenvaller bij onderhandelingen laatste begroting kabinet” (Dinsdag 19 april 2016, 19:33), NOS