• over·brin·ge
  • Afleiding van het Noorse werkwoord bringe met het voorvoegsel over-.
Naar frequentie 24190
vervoeging
onbepaalde wijs overbringe
tegenwoordige tijd overbringer
verleden tijd overbrakte
overbragte
voltooid
deelwoord
overbrakt
overbragt
onvoltooid
deelwoord
overbringende
lijdende vorm overbringes
gebiedende wijs overbring
vervoegingsklasse onregelmatig
opmerking

overbringe

  1. overgankelijk, ditransitief brengen, overbrengen
  • overbringe noen en gave
iemand een cadeau brengen
  • overbringe noen en hilsen
iemand een groet brengen