- Van het Latijnse "audire" (horen)
ouïr overgankelijk
- horen, vernemen, maar vaag, uit onbekende of niet nader te noemen bron
- «J'ai ouï dire que ...»
- Ik heb horen zeggen dat ...
- (juridisch): horen, verhoren, van getuigen
- Komt alleen voor in onbepaalde wijs en als voltooid deelwoord