ordonner
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ordonner |
ordonnais |
ordonné |
eerste groep | volledig |
ordonner
- overgankelijk ordenen
- overgankelijk bevelen, bevel geven tot, opdragen
- (religie), overgankelijk ordineren, wijden
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ordonner |
ordonnais |
ordonné |
eerste groep | volledig |
ordonner