• or·de·po·li·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord ordepolitie
verkleinwoord

de ordepolitiev

  1. bewapend onderdeel van de politie dat de openbare orde beschermt
     Maar dat was niet mogelijk geweest zonder de strategie om alleen op een intellectueel niveau te werken, zonder geweld, zonder zinloze gevechten tegen de ordepolitie, zonder ingeslagen etalages enzovoort.[1]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496