opwekker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·wek·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opwekken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opwekker | opwekkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die of iets dat opwekt
Hyponiemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van opwekster
Gangbaarheid
- Het woord 'opwekker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.