Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stro·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opstromen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstromen
stroomde op
opgestroomd
zwak -d volledig
  1. in een bepaalde richting stromen
     Als u niet alle financiële termen en producten die in de film aanbod komen snapt, twijfelt u dan vooral niet aan uw intelligentie. De meeste financiële experts snapten er destijds ook niets van en wilden het ook niet snappen zolang het geld maar de goede kant bleef opstromen.[2]
  2. (onderwijs) in opwaartse richting doorstromen
     "Uiteindelijk ontvangen ook de mavo-plussers het vmbo-t-diploma. "Maar ze krijgen wel een betere voorbereiding en een naadloze toegang tot havo, tenzij ze tussentijds opstromen naar havo, dat kan natuurlijk ook." Zeer goede mavo-plussers kunnen direct doorstromen naar havo 5 in plaats van havo 4.[3]
     Als de resultaten goed zijn, kunnen de leerlingen opstromen naar één van de zeven profielen op één van de vier vmbo-scholen.[4]

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Martijn Mom
    “Het vervolg van The Big Short kan in China worden gefilmd” (21/01/2016), HP de Tijd
  3.   Weblink bron “Mavo keert terug in Almelo” (28-01-2009), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Jeroen de Kleine
    “Scholieren praktijkonderwijs in Almelo werken toe naar plekje op vmbo” (13-03-2020), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be