• op·stro·men

opstromen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstromen
stroomde op
opgestroomd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk zich geleidelijk in een bepaalde richting bewegen
     Als u niet alle financiële termen en producten die in de film aanbod komen snapt, twijfelt u dan vooral niet aan uw intelligentie. De meeste financiële experts snapten er destijds ook niets van en wilden het ook niet snappen zolang het geld maar de goede kant bleef opstromen.[2]
     De twintigers en dertigers die nu langzaam de arbeidsmarkt opstromen, delen hun huizen, werkplekken en vervoersmiddelen en komen massaal bijeen op muziekfestivals.[3]
  2. inergatief (onderwijs) doorgaan naar een opleiding waar meer theoretische kennis wordt onderwezen
     Om de krimp op te vangen zou er één vmbo-, één havo- en één vwo-school komen. Alleen nog categoraal onderwijs dus – op de Vrije School na. Ouders zagen dat niet zitten; vooral niet als hun kind een dubbel advies had zoals havo/vwo. Zij willen dat hun kind kan opstromen.[4]
     "Uiteindelijk ontvangen ook de mavo-plussers het vmbo-t-diploma. "Maar ze krijgen wel een betere voorbereiding en een naadloze toegang tot havo, tenzij ze tussentijds opstromen naar havo, dat kan natuurlijk ook." Zeer goede mavo-plussers kunnen direct doorstromen naar havo 5 in plaats van havo 4.[5]
74 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Martijn Mom
    “Het vervolg van The Big Short kan in China worden gefilmd” (21 januari 2016), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Paulien Derwort
    “De festivalganger is een kuddedier” (14 augustus 2014) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Mirjam Remie
    “Te veel leraren, te weinig scholieren” (7 juni 2018) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron “Mavo keert terug in Almelo” (28-01-2009), Tubantia
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be