• op·slag·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord opslagkamer opslagkamers
verkleinwoord opslagkamertje opslagkamertjes

de opslagkamerv / m

  1. kamer waar men voorraden kan opbergen
     De politie doorzocht daarop het pand in Hilversum vanwaar de verdachten eerder waren vertrokken. Daar vonden de agenten in een opslagkamer 485 kilo gedroogde henneptoppen en hasj.[1]
     De woorden van Jacob leidden tot nog meer frustratie bij Jennie. Briesend: ,,Je hebt er zo’n rotzooi van gemaakt Jacob, en dat is zonde, dat is niet nodig.” De aanvallende woorden van Jennie schoten bij Jacob in het verkeerde keelgat. Hij beet van zich af en maakte Jennie duidelijk dat het gewoon een opslagkamer was, die de dames zelf niet hebben opgeruimd. ,,Ik heb jou met alle liefde mijn opslagkamer gegeven, dat je hier kan slapen. Dat jullie die kamer niet schoongemaakt hebben...”, zei hij.[2]


  1.   Weblink bron “Drugsvangsten in Rotterdamse haven en Hilversum” (Woensdag 9 september 2020, 19:05), NOS
  2.   Weblink bron
    Maxime Segers
    “Crisis na crisis in B&B-villa van Jacob: ‘Je bent geen slechte man, maar niet oprecht’” (04-08-2021, 10:15 Laatste update: 04-08-21, 14:44), Tubantia