• op·rui·end
vervoeging van: opruien
verbogen vorm: opruiende

opruiend

  1. onvoltooid deelwoord van opruien


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen opruiend opruiender opruiendst
verbogen opruiende opruiendere opruiendste
partitief opruiends opruienders -

opruiend [1]

  1. aanzettend tot oproer
    • De tuchtcommissie van de wereldvoetbalbond FIFA heeft de Palestijnse bondsvoorzitter Jibril Rajoub voor een jaar geschorst. Rajoub moet ook een boete betalen van 20.000 Zwitserse francs (17.500 euro) voor zijn volgens de FIFA opruiende uitlatingen. [2] 
    • België hoeft de rapper die wordt gezocht door de Spaanse autoriteiten vanwege opruiende teksten niet uit te leveren. De raadkamer van de rechtbank in Gent heeft dat bepaald. Het OM kan nog beroep aantekenen. [3] 


90 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]