opnar
- op·nar
- Afleiding van de Nynorske werkwoorden opna en opne
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van de Nynorske werkwoorden opna en opne met het achtervoegsel -er
opnar
- tegenwoordige tijd van opna
opnar
- tegenwoordige tijd van opne
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | opnar | opnaren | opnarar | opnarane |
opnar, m ([1] en [2] vooral gebruikt in samenstellingen)
- (geschiedenis) een leider van een klein postkantoor in Noorwegen
- een person die van beroep iets opent, bijv. een kast of safe
- (gereedschap) opener
- (spel) degene speler of speelster in een kaartspel die de eerste melding maakt
- [1]: postopnar
- [2]: skapopnar
- [2]: skåpopnar
- [3]: flaskeopnar