oplanger
- op·lan·ger
- naamwoord van handeling van oplangen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oplanger | oplangers |
verkleinwoord |
de oplanger m
- iemand die omhoog reikt
- (bouwkunde) stuk hout of metaal dat boven op een ander stuk hout of metaal wordt geplaatst
- Het woord 'oplanger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oplanger" herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be