• op·ha·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord ophaling ophalingen
verkleinwoord - -

de ophalingv

  1. inzameling van afval door bij woningen en bedrijven langs te gaan
  2. handeling waarbij iets omhoog wordt bewogen
  3. (figuurlijk) een herinnering weer tot leven brengen
74 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]