opgeleide
- op·ge·lei·de
vervoeging van: | opleiden… |
opgeleide
- verbogen vorm van opgeleid, voltooid deelwoord van opleiden
- ▸ Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opgeleide | opgeleiden |
verkleinwoord |
- (onderwijs) iemand die een opleiding heeft gehad
- Hier werken alleen maar opgeleiden, goed bedoelende amateurs laten we niet toe.
- In Nederland zijn steeds meer hoger opgeleiden werkzaam, helaas is er voor lager opgeleiden steeds minder emplooi.
- Het woord opgeleide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opgeleide" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be