openwaterzwemmen
  • open·wa·ter·zwem·men

openwaterzwemmen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
openwaterzwemmen


onvolledig
  1. (sport) zwemmen in een natuurlijk, niet-overdekt water
     De hoop was er op twee gouden Nederlandse medailles in de nacht, maar het werd zilver en brons. Ook niet verkeerd. Femke Bol finishte als derde op de 400 meter horden en Sharon van Rouwendaal als tweede bij de 10 kilometer openwaterzwemmen.[1]
     Dat ze in Tokio na zeventien jaar voor de eerste maal in een individuele olympische finale staat, is de bekroning van een proces dat Heemskerk eind 2016 inzet. Het is het moment waarop ze terugkeert naar Wouda, de man met wie ze een jaar eerder nog brak omdat hij met oog op de Spelen van Rio zijn prioriteiten bij het openwaterzwemmen had gelegd.[2]
  1.   Weblink bron “Wekdienst Tokio: zilver en brons en deze Nederlanders komen nog in actie” (Woensdag 4 augustus 2021, 06:43), NOS
  2.   Weblink bron
    Luuk Blijboom
    “Heemskerk is dolblij met 'nieuwe ik' in Tokio: 'Eindelijk ben ik vrij'” (Vrijdag 30 juli 2021, 18:02), NOS