• on·wet·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onwettelijk onwettelijker onwettelijkst
verbogen onwettelijke onwettelijkere onwettelijkste
partitief onwettelijks onwettelijkers -

onwettelijk [1]

  1. (juridisch) zonder dat er een juridische onderbouwing voor is; strijdig met wettelijke bepalingen
     Ook nu wordt er flink gedemonstreerd in Hongkong. Eerder deze week zijn al twintig activisten gearresteerd. Activiste Chan pleit als voormalig advocaat voor hun vrijlating. "Het onwettelijk vasthouden van mensen is onacceptabel in Hongkong, dus ik dring er op aan om ze zo snel mogelijk vrij te laten."[2]
     En dat is "onwettelijk", zegt vakbond CNV, die het proces financieel ondersteunt. Zo heeft de OR geen advies kunnen geven over nieuwe arbeidsvoorwaarden.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'China zegt heel duidelijk: ik ben de baas, ik hou je in de gaten'” (Vrijdag 30 juni 2017, 14:13), NOS
  3.   Weblink bron “Ondernemingsraad DA spant proces aan tegen directie” (Maandag 25 januari 2016, 15:42), NOS