onvermijdelijkheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·mij·de·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onvermijdelijkheid onvermijdelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

onvermijdelijkheid v [1]

  1. de mate waarin iets noodzakelijk is
     Een eenmaal verrichte daad is onherroepelijk, en wanneer die handeling in de tijd samenvalt met miljoenen handelingen van andere mensen, krijgt ze een historische betekenis. Hoe hoger de mens op de maatschappelijke ladder staat en met hoe meer mensen hij verbonden is, des te meer macht hij over andere mensen heeft, en des te duidelijker de voorbeschiktheid en de onvermijdelijkheid van elk van zijn daden is.[2]
     Hij gelooft niet dat een nieuw kabinet de crisis meteen zal oplossen, maar denkt wel dat het een goed begin zou zijn. "We hebben nu het meest rechtse kabinet uit de parlementaire geschiedenis, dat heel hard bezig is om heel veel sociale voorzieningen en publieke diensten te slopen uit naam van onvermijdelijkheid", aldus de woordvoerder.[3]
  2. iets noodzakelijks
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Protest op de Dam tegen kabinet-Rutte” (20-11-2011), NOS