Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·uit·voer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onuitvoerbaar onuitvoerbaarder onuitvoerbaarst
verbogen onuitvoerbare onuitvoerbaardere onuitvoerbaarste
partitief onuitvoerbaars onuitvoerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onuitvoerbaar

  1. niet mogelijk om zo te doen
    • Deze opdrachten moet ik teruggeven want ze zijn voor mij onuitvoerbaar. 
Antoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be