• ont·roe·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord ontroering ontroeringen
verkleinwoord ontroerinkje ontroerinkjes

de ontroeringv

  1. gevoelens van medeleven
    • De ontroering werd hem teveel en hij moest even naar buiten om op adem te komen. 
     Tot mijn verrassing en ontroering hadden ze een verjaardagstaart voor me gemaakt van een oude resupplydoos met 44 kaarsjes erop.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be