ontkleden
- ont·kle·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontkleden |
ontkleedde |
ontkleed |
zwak -d | volledig |
ontkleden
- wederkerend zich ~: zijn kleding afdoen
- Jullie kunnen je ontkleden in die paskamer.
- overgankelijk (minder gebruikelijk):iemand ~: iemands kleding afdoen
- De peuter werd door zijn moeder ontkleed.
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
- Het woord ontkleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontkleden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be