onthalzen
- ont·hal·zen
onthalzen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
onthalzen |
onthalsde |
onthalsd |
zwak -d | volledig |
- het hoofd van de romp verwijderen
- iemand de keel afsnijden
- [1] nekken, onthoofden
- [2] kelen
- Het woord onthalzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onthalzen" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be