• ke·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kelen
keelde
gekeeld
zwak -d volledig

kelen

  1. overgankelijk (militair) iemand doden door het afsnijden van de keel
    • Met een snelle haal van zijn mes keelde hij zijn vijand. 

de kelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord keel
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be