• on·or·tho·dox
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onorthodox onorthodoxer onorthodoxt
verbogen onorthodoxe onorthodoxere onorthodoxte
partitief onorthodox onorthodoxers -

onorthodox [1]

  1. niet orthodox, oorspronkelijk, van het gewone afwijkend

onorthodox

  1. partitief van de stellende trap van onorthodox
    • Dat is iets onorthodox... 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]