• on·ge·drukt

afleiding van gedrukt met het voorvoegsel on- [1]

stellend
onverbogen ongedrukt
verbogen ongedrukte
partitief ongedrukts

ongedrukt [2]

  1. van een tekst dat deze alleen getypt of in handschrift beschikbaar is en dus nog niet is uitgegeven
    • De gelukkige huisvrouw komt even naar beneden voor de foto, maar voor het verhaal had ze net zo goed boven kunnen blijven.Dat heeft ze ook gedaan, toen HP/De Tijd een portret van haar maakte. Op de cover van het blad staan is een hele eer. Maar wat een oom, een vriendin en nog een paar mensen over haar te vertellen hebben, had beter ongezegd, ongeschreven en ongedrukt kunnen blijven.[3] 
    • Over deze Duitse Indiëgangers heeft Roelof van Gelder een dissertatie geschreven onder de titel Het Oost-Indisch avontuur - Duitsers in dienst van de VOC (1600-1800). Zijn studie is gebaseerd op gedrukte en ongedrukte reisverslagen uit de zeventiende en achttiende eeuw.[4] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]
  1. ongedrukt op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Gijs Zandbergen 11 maart 2004
  4. Volkskrant A. TH. VAN DEURSEN 21 november 1997
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be