• on·ge·de·semd
stellend
onverbogen ongedesemd
verbogen ongedesemde
partitief ongedesemds

ongedesemd [1]

  1. (voeding) van brood en andere graanproducten dat men er geen gist bij heeft gebruikt
     Dan dronk ze de slappe koffie, terwijl ze veel liever de zoete, sterke thee uit het koperen kannetje had, en at ze de pannenkoeken die haar moeder bakte, terwijl ze liever ongedesemd brood had, maar niet ondankbaar wilde zijn.[2]
     In de brief staat dat hosties die geen gluten bevatten verboden zijn. Hosties moeten ongedesemd zijn en uit zuiver tarwemeel bestaan. Het toevoegen van andere ingrediënten aan de hostie, zoals fruit, honing of suiker, noemt de kerk "ernstig misbruik".[3]
     Volgens de oude joodse wetten is het de bedoeling dat je acht dagen lang alleen ongedesemd brood heet. Dat is ook de reden dat er voor Pesach speciale matses worden gemaakt. Twee rabbi’s, vertegenwoordigers van het opperrabbinaat, houden daar in de fabriek van Hollandia speciaal toezicht op. Het meel mag niet rijzen en de totale bereidingstijd mag niet langer duren dan achttien minuten.[4]
  2. van brood dat men er geen zuurdesem bij heeft gebruikt



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. SOPHIE GREEN (vert.Els Franci-Ekeler)
    “De leesclub aan het einde van de wereld” (2019), Uitgeverij De Fontein  , ISBN 9789026144929
  3.   Weblink bron “Vaticaan wil niet aan de glutenvrije hosties” (09-07-2017), NOS
  4.   Weblink bron
    Herman Haverkate
    “Geen Pesach zonder matses van Hollandia uit Enschede” (20-04-2019), Tubantia