• on·der·zoeks·ob·ject
enkelvoud meervoud
naamwoord onderzoeksobject onderzoeksobjecten
verkleinwoord

het onderzoeksobjecto

  1. datgene dat of diegene die onderzocht wordt
     De 25ste editie van Lowlands staat in het teken van feest, maar ook van wetenschap. Voor het derde jaar op rij voeren onderzoekers van universiteiten op het terrein experimenten uit. Het onderzoeksobject: festivalgangers.[1]
     Drielingbroers waren onderzoeksobject (en dat wisten ze niet)[2]


  1.   Weblink bron “Lowlandsgangers typen samen een verhaal. Met hun hersengolven.” (18 augustus 2017), NOS
  2.   Weblink bron “Drielingbroers waren onderzoeksobject (en dat wisten ze niet)” (Vrijdag 17 mei 2019), NOS