onderdoen
- on·der·doen
- samenstelling van onder en doen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
onderdoen |
deed onder |
ondergedaan |
onregelmatig | volledig |
onderdoen [1]
- (iets) onder de voeten doen
- overweldigd worden, zich onderwerpen, de minste zijn, zwichten
- ▸ 'Dat doet nauwelijks onder voor Zorn'was Lauritz'eerste spontane commentaar en Sverre en Johanne wisselden een korte verrukte blik uit.[2]
- Het woord onderdoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderdoen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be