onbelegd
- on·be·legd
- Naamwoord van handeling van beleggen met het voorvoegsel on-
stellend | |
---|---|
onverbogen | onbelegd |
verbogen | onbelegde |
partitief | onbelegds |
onbelegd [1]
- een snee brood zonder boter of ander beleg
- Leg 2 belegde sneetjes brood op elkaar, dek af met een onbelegd sneetje. Maak zo nog 3 stapels. Druk licht aan en snijd diagonaal door. [2]
- van kapitaal dat het nog niet is omgezet in aandelen of obligaties
- Met wat er nog in de ’pijplijn’ zit en wat investeerders met veel onbelegd kapitaal dit jaar nog kunnen doen zou het vierde kapitaal volgens de consultant goed moeten kunnen eindigen. [3]
- Het woord 'onbelegd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbelegd" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Candice Schippers 08-02-18 De vijf lekkerste sandwiches voor de lunch
- ↑ De Telegraaf 09 okt. 2018 ’Kwart minder beursgangen’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be