• on·be·heers·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeheersbaar onbeheersbaarder onbeheersbaarst
verbogen onbeheersbare onbeheersbaardere onbeheersbaarste
partitief onbeheersbaars onbeheersbaarders -

onbeheersbaar

  1. dat iets niet onder controle gehouden kan worden, dat je ergens niet de leiding over kunt houden
    • De onbeersbare menigte ging door de barricade van de politie heen. 
    • Het onbeheersbare conflict in de direktie veoorzaakte het failliet van het bedrijf.