Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·dwing·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbedwingbaar onbedwingbaarder onbedwingbaarst
verbogen onbedwingbare onbedwingbaardere onbedwingbaarste
partitief onbedwingbaars onbedwingbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onbedwingbaar

  1. dat iets niet onder controle van de wil te krijgen is
    • Hij heeft een onbedwingbare eetlust waardoor hij steeds dikker en dikker is geworden. 
Antoniemen

Gangbaarheid