• om·zwaai·en

omzwaaien

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omzwaaien
zwaaide om
omgezwaaid
zwak -d volledig
  1. van (studie)richting veranderen
    • Verreweg de meeste langstudeerders zijn simpelweg kinderen van de rekening van een onderwijssysteem dat ze op 17 of 18-jarige leeftijd dwingt te kiezen voor de tunnel van een opleiding, waar ze zich – alle voorlichting ten spijt – vooraf maar een heel beperkt beeld van kunnen vormen. Bij een verkeerde keuze is er geen andere uitweg dan de weg terug naar af, en elders opnieuw beginnen met verlies van een jaar. Dit overkomt een derde deel van alle studenten, waarmee omzwaaien met afstand de grootste verspilling van studentjaren in het systeem is. [2] 
  2. helemaal van mening veranderen
    • In zijn tweede ambtstermijn zou Mitterrand helemaal omzwaaien naar het belang van ondernemen en rijk worden. Uitgerekend van de avonturier Bernard Tapie maakte hij het symbool van wat men zijn années fric zou noemen. [3] 
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Fried Keesen 28 februari 2011
  3. de Standaard ZATERDAG 4 FEBRUARI 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be