omwonden
- Geluid: omwónden (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈwɔndə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ɔm.ˈʋɔn.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɔm.ˈβ̞ɔn.də(n)/
- (Limburg): /ɔm.ˈwɔn.də(n)/
- IPA: / ɔmˈwɔndə(n) / (3 lettergrepen)
- Geluid: ómwonden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmwɔndə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɔm.ʋɔn.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔm.β̞ɔn.də(n)/
- (Limburg): /ˈɔm.wɔn.də(n)/
- IPA: / ˈɔmwɔndə(n) / (3 lettergrepen)
- om·won·den
- vervoeging van omwinden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) (omwínden) maar met een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/)
- ómwond ww met de uitgang -en
vervoeging van |
---|
omwinden |
omwónden
- meervoud verleden tijd van omwinden
- Wij omwonden.
- Jullie omwonden.
- Zij omwonden.
- Wij omwonden.
- voltooid deelwoord van omwinden
- [2] omgewonden
vervoeging van |
---|
omwinden |
ómwonden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omwinden
- ...dat wij omwonden.
- ...dat jullie omwonden.
- ...dat zij omwonden.
- ...dat wij omwonden.
- Het woord omwonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.