omspannen
- Geluid: ómspannen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmspɑnə(n) / (3 lettergrepen)
- Geluid: omspánnen (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈspɑnə(n) / (3 lettergrepen)
- om·span·nen
- samenstelling van om bw en spannen ww
- vervoeging van omspannen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omspannen |
spande om |
omgespannen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
ómspannen [1]
- overgankelijk iets op een andere wijze inspannen, gewoonlijk een stel paarden
- Is de postkoets al omgespannen?
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omspannen |
omspande |
omspannen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
omspánnen [2]
- overgankelijk op strakke wijze geheel omgeven
- Met zijn grote handen kon hij de boom maar met moeite omspannen.
vervoeging van: | omspannen… |
geen verbogen vorm |
omspánnen
- voltooid deelwoord van omspannen
- vormt de voltooide tijden
- Hij had de boom omspannen met een stalen draad.
- vormt de lijdende vorm
- De boom werd door hem omspannen.
- attributief gebruikt
- De met een stalen draad omspannen boom stond in de brand.
- Het woord omspannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omspannen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be