• om·span·de
vervoeging van
omspannen

omspande

  1. enkelvoud verleden tijd van omspannen
    • Ik omspande. 
    • Jij omspande. 
    • Hij, zij, het omspande. 
vervoeging van
omspannen

omspande

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omspannen
    • ... dat ik omspande. 
    • ... dat jij omspande. 
    • ... dat hij, zij, het omspande.