omspande
- om·span·de
vervoeging van |
---|
omspannen |
omspande
- enkelvoud verleden tijd van omspannen
- Ik omspande.
- Jij omspande.
- Hij, zij, het omspande.
- Ik omspande.
vervoeging van |
---|
omspannen |
omspande
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omspannen
- ... dat ik omspande.
- ... dat jij omspande.
- ... dat hij, zij, het omspande.
- ... dat ik omspande.
- Het woord omspande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.