omkijken
- om·kij·ken
- samenstelling van om bw en kijken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omkijken |
keek om |
omgekeken |
klasse 1 | volledig |
omkijken
- inergatief naar achteren kijken
- Zonder om te kijken liep hij de kamer uit.
- inergatief naar ~: interesse tonen en verzorgen
- Er werd niet meer naar die oude vrouw omgekeken.
- [2] omzien
- Het woord omkijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omkijken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be