omgooien
- om·gooi·en
- samenstelling van om en gooien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omgooien |
gooide om |
omgegooid |
zwak -d | volledig |
omgooien
- omduwen, iets van een verticale naar een horizontale positie duwen
- De jongen gooide de vaas met bloemen per ongeluk om.
- plotseling (de volgorde van handelingen) veranderen
- Door de grote ramp werd het uitzendprogramma helemaal omgegooid
- Het woord omgooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omgooien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be