olifantenjacht
  • oli·fan·ten·jacht
enkelvoud meervoud
naamwoord olifantenjacht olifantenjachten
verkleinwoord

de olifantenjachtv / m

  1.  Opa Oscar was een echte ondernemer en hij had zijn vermogen systematisch opgebouwd van de olifantenjacht in Afrika en zijn transacties met mahoniehout toen hij jong was tot aan de innovaties op het gebied van techniek en bouw.[2]
     In 2012 raakte de oud-monarch in opspraak toen hij op een olifantenjacht in Botswana zijn heup brak. Dat Juan Carlos op een bedreigde diersoort joeg, en ook nog eens in economisch slechte tijden, kwam hem op veel kritiek te staan. Spanje had in die jaren zwaar te lijden onder financiële crisis.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Weblink bron “'Spaanse koning komt met gebaar', mogelijk zet hij vader uit paleis” (Zondag 12 juli 2020), NOS