oliesel
- olie·sel
- In de betekenis van ‘sacrament der stervenden’ voor het eerst aangetroffen in 1421 [1]
- Naamwoord van handeling van oliën met het achtervoegsel -sel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oliesel | oliesels |
verkleinwoord | - | - |
- meestal alleen in 'heilig oliesel' of 'laatste oliesel'. De ziekenzalving.
- Het woord oliesel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oliesel" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "oliesel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ oliesel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be