officiersdegen
- of·fi·ciers·de·gen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | officiersdegen | officiersdegens |
verkleinwoord | officiersdegentje | officiersdegentjes |
de officiersdegen m
- (militair) ceremonieel degen die gebruikt wordt door militairen met een hogere rang
- ▸ De soldaat was gekleed in een blauwige jas van fabriekslaken, droeg geen ransel en sjako, had een verband om zijn hoofd en een Franse patroontas over zijn schouder. In zijn handen hield hij een officiersdegen.[2]
- Het woord 'officiersdegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1