• of·fent·leg
  • Afkomstig van het Duitse bijvoeglijke naamwoord öffentlich, dat van offen komt
  • Nynorsk bijvoeglijk naamwoord met het achtervoegsel -leg
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud offentleg offentlegare offentlegast
o enkelvoud offentleg
meervoud offentlege
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
offentlege offentlegare offentlegaste

offentleg

  1. openbaar
  2. publiek
  • offentleg debatt
  • offentleg dokument
  • offentleg forsvarar
  • [2]: offentleg tjeneste
de openbare dienst
  • offentleg kommunikasjon
  • [2]: offentleg midlar
de publieke middelen
  • offentleg sektor
  • offentleg stad

offentleg, o

  1. (het) openbare