obool
- obool
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | obool | obolen |
verkleinwoord |
de obool m
- (numismatiek) (verouderd) Griekse munt van geringe waarde
- 'Er zit geen schot in het paradijs,' zei hij. 'Dat is het probleem. Innovatie wordt er niet gezien als een prioriteit. Het enige wat er gebeurt, is de aankomst van nieuwe gasten. En Charon kreeg tenminste nog een obool per overtocht. Hij werd beter betaald dan ik' [3]
- Het woord obool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "obool" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ obool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard"Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 350
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be