obool
  • obool
enkelvoud meervoud
naamwoord obool obolen
verkleinwoord

de oboolm

  1. (numismatiek) (verouderd) Griekse munt van geringe waarde
    • 'Er zit geen schot in het paradijs,' zei hij. 'Dat is het probleem. Innovatie wordt er niet gezien als een prioriteit. Het enige wat er gebeurt, is de aankomst van nieuwe gasten. En Charon kreeg tenminste nog een obool per overtocht. Hij werd beter betaald dan ik' [3] 
18 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[4]