Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nut·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nutteloosheid nutteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nutteloosheidv

  1. het nutteloos zijn
    • De volkomen nutteloosheid van al dat sectarisch geweld is me een doorn in het oog. 
Synoniemen
  1. nietigheid, beuzelachtigheid, nulliteit

Gangbaarheid