nucleon
- nu·cle·on
- In de betekenis van ‘verzamelnaam voor de deeltjes van atoomkernen’ voor het eerst aangetroffen in 1967 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nucleon | nucleonen |
verkleinwoord | nucleontje | nucleontjes |
het nucleon o
- (natuurkunde) deeltje in de atoomkern
- Het woord 'nucleon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nucleon" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nucleon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nucleon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be