Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • note·book
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘draagbare computer’ voor het eerst aangetroffen in 1991 [1]
  • uit het Engels notebook = notitieblok
enkelvoud meervoud
naamwoord notebook notebooks
verkleinwoord notebookje notebookjes

Zelfstandig naamwoord

notebook v/m/o

  1. (informatica) een computer zo groot als een notitieblok dus kleiner dan een laptop
    • Een notebook heeft een scherm dat meestal kleiner is dan 15 inch en weegt minder dan 2 kg 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen